De Noppe
- Joris Van der Mueren

- 23 aug
- 6 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 21 sep
Een bekend geluid in de zomer was het geklingel van de crèmeglacekar. Het blauw-witte Volkswagenbusje van Glacé Jozef was een vertrouwde verschijning in de straten van Edegem.
Op den Elsdonk was nog een tweede glacier actief: ‘De Noppe’. De Noppe kwam uit Waarloos, dat tussen Edegem en Mechelen ligt, voorbij Kontich. Ik heb nooit geweten of ‘Noppe’ de voornaam of achternaam was van de ijsverkoper – of misschien was het wel een vreemd woord voor de waren die hij verkocht. Ik heb het hem nooit kunnen vragen, want De Noppe was nooit serieus. Hij hield iedereen voor de gek en wanneer we een ijsje bestelden, vroeg hij steeds of er ‘snotjes’ op moesten. In het begin keken we hem verbaasd aan, want we wisten niet dat hij eigenlijk nootjes (notjes) bedoelde. Tegen aardbeiensaus, die wij grenadine noemden, zei hij ‘bloed’, en hij had nog wel enkele andere ‘Nopeiaanse’ benamingen.
De zomer stond vroeger garant voor goed weer. Ik kan me geen grote vakantie herinneren met regen. Wanneer we ijsjes van vijf frank kochten bij De Noppe, moesten we snel likken – langs alle kanten – want het ijs verminderde naarmate de tijd verstreek. Ik denk dat toen de uitdrukking ontstond: ‘smelten als sneeuw voor de zon’ – dat kwam zeker van De Noppe. Meestal moest De Noppe met zijn camionette, een Renault Estafette, over het hobbelig weggetje rijden dat de Parklaan met het Kerkplein verbond.
Maar dat zou dit jaar anders zijn.
Op het Kerkplein waren in het voorjaar werken gestart. Het plein zou een echte ‘macadam’ krijgen en een grote parkeerplaats, wat voor de kerkgangers een godsgeschenk was – velen van hen reden zich bij regenachtige dagen vast in de modder. Er waren ook wilde plannen: er zou elke week een markt komen, en heel wat gemeentelijke festiviteiten zouden er plaatsvinden. Het leek wel alsof men het centrum van Edegem naar den Elsdonk wilde verplaatsen. Mijn moeder was meteen in haar nopjes – en dat had niets met de gelijknamige ijsman te maken, maar wel met de mogelijke vermeerdering van haar cliënteel. Zulke manifestaties brachten altijd wat ‘vreemd volk’ met zich mee, en dat was goed voor de commerce. Met ‘vreemd volk’ bedoelde moeder iedereen van buiten den Elsdonk en het Molenveld – want die hadden de reputatie van schoenwinkel Familia al leren kennen.
Nee, volk van Wilrijk, van over de Jules Moretuslei, en misschien ook wel vanuit het dorp zelf.
Mijn vader, altijd nuchter, liet zich niet gauw uit zijn lood slaan door de wilde toekomstplannen van het gemeentebestuur. ‘Allemaal politiek’ en ‘Eerst zien en dan geloven,’ zei hij, altijd klaar met een oneliner. De mannen die voor de aanleg van het plein moesten zorgen, begonnen begin januari. Veel volk was het niet. Een oudere ploegbaas, bijgestaan door enkele trawanten, moest de klus klaren. ‘Ne man en ne peerdekop,’ zuchtte mijn vader. ‘Dat gaat hier nog lang duren.’ Wat hij daarmee bedoelde, was me niet meteen duidelijk. Met ‘ne man’ had hij het waarschijnlijk over die straatwerkers, maar wat die ‘peerdekop’ ermee te maken had, kon ik niet begrijpen. Met een beetje fantasie kon ik de ploegbaas met een paardenkop vergelijken, wat een belediging was voor elk paard ter wereld. Hij had weinig tanden in zijn mond, en zijn linkeroog loensde een beetje. Hij was er niet elke dag, maar als hij er was, leek het werk wel sneller te gaan. ’s Morgens, voor we naar school gingen, keek ik steeds of ‘de Peerdekop’ erbij was – dan wist ik dat er die dag hard gewerkt zou worden. Op een dag werden grote betonnen buizen geleverd door een vrachtwagen met zwaailicht. Op de radiatorrooster hing een plakkaat: ‘Convoi exceptionnel’. ‘Uitzonderlijk vervoer,’ vertaalde mijn vader. Door zijn werk als verzekeringsinspecteur sprak hij een aardig woordje Frans – dat kwam nu van pas.
De buizen bleken rioolbuizen te zijn en zouden het rioolnetwerk van de Tuinwijk via het Kerkplein verbinden met de Prins Boudewijnlaan. Er werden brede greppels gegraven, en de betonnen buizen werden door een kraan op hun plaats gelegd. Ineens zag het Kerkplein er helemaal anders uit. Op strategische plaatsen kwamen de buizen samen in een put: op de hoek van het Kerkplein en de nieuwe Parklaan, voor schoenwinkel Familia, en nog één recht tegenover de kerk, op het stuk dat het plein verbond met de grote baan. De werkzaamheden brachten de nodige overlast met zich mee. Mijn vader kon zijn Ami 6 niet meer voor de deur parkeren, tot zijn grote ergernis. Klanten moesten over houten planken lopen om de winkel te bereiken. ‘Je kan geen omeletten bakken zonder eieren te breken', zei mijn moeder gevat. Alweer een uitdrukking die ik niet meteen begreep, maar aangezien mijn moeder zich geen zorgen leek te maken, vermoedde ik dat het wel in orde zou komen. Mijn vader had er minder vertrouwen in. Mijn moeder bleef echter optimistisch. ‘Na regen komt zonneschijn', zei ze. En ze had gelijk. De zomervakantie was begonnen en hopelijk kochten we snel weer ijsjes bij De Noppe.
De pas gelegde rioolbuizen gaven ons inspiratie om onze jeugdfeuilletons in praktijk te brengen. Op TV was ‘De Kat’ net begonnen, met als hoofdrol David de Kat – een milieuactivist die verdacht veel leek op professor Paracelsus uit ‘Midas’, een reeks die de BRT enkele jaren eerder had uitgezonden.
Ik had met Sinterklaas echte walkietalkies gekregen – die kwamen nu goed van pas.
Terwijl aan elke put een vriend stond met een walkietalkie, kroop een derde door de rioolbuizen van de ene naar de andere put, terwijl de anderen communiceerden over vertrek- en aankomsttijden. Het stuk tussen de winkel en de overkant van de kerk was niet zo lang, maar het andere parcours was veel moeilijker: de putten lagen verder uiteen. We waren telkens opgelucht wanneer we weer bovenkwamen. Je wist maar nooit of de Peerdekop onverwacht de rioolsluizen van de Parklaan zou openen – we zouden een vreselijke dood sterven.
Langzaam kreeg het Kerkplein vorm. Er werden lantaarnpalen geplaatst – ook één met meerdere armen in het midden van het plein. ‘Niet zo’n goed idee, een lantaarnpaal in het midden van het plein,’ zei mijn vader. En gelijk had hij. Ik heb later menig bezoeker van het Elzenhof – na het nuttigen van enkele Cristal Alkens – de paal zien rammen. ‘Er zit er weer ene tegen', zei mijn vader dan hoofdschuddend. Hij had het allemaal voorspeld.
Het was opnieuw een zonnige dag, en de zomervakantie was net begonnen. In de verte hoorden we het geklingel van de crèmeglacekar. Ik was benieuwd wat De Noppe, steeds goed voor een gevatte uitspraak, zou zeggen over ons vernieuwde plein. Groot was onze verbazing toen niet De Noppe’s Estafette opdraaide, maar een Citroën HY. ‘Het IJsventje’ stond op de zijkant van de camionette.
Het ‘ventje’ bleek niet uit Edegem te komen – hij sprak met een West-Vlaams accent, zoals Freddy Maertens, het wielertalent. Hij leek er zelfs een beetje op. Wij waren er zeker van dat deze ‘lookalike-coureur’ zich vergist had tijdens zijn ronde, en dat De Noppe – met motorpech – op de oude baan naar Mechelen op hulp stond te wachten. ‘Hij zal weer nen uitleg hebben', grapte mijn zus, en wij knikten instemmend. Maar De Noppe kwam niet. Ook de dagen daarna was hij nergens te zien – de hele zomervakantie lang niet.
Ook het jaar erop verscheen hij niet meer. Er werd gefluisterd dat hij een attakske had gehad en zijn ijstoer had verkocht aan die West-Vlaamse Freddy, maar of dit waar was heb ik nooit geweten. De Noppe is nooit meer gekomen. En ook de beloofde markt en gemeentelijke activiteiten bleven uit.
‘Eerst zien en dan geloven', zei mijn vader.
Hij heeft het altijd geweten.
Post scriptum

Op basis van bovenstaande tekst, die Joris in het verleden op zijn blog had gepubliceerd, reageerde Suzanne Ceuppens. Zij vertelde dat ze een nicht was van ‘de Noppe’. Haar moeder, Francine Cools, was de zus van Yvonne Cools, de echtgenote van ‘de Noppe’. Suzanne vertelde dat ‘de Noppe’ eigenlijk Philippus Jacobus Doms heette en geboren is in Waarloos op 6 juli 1913. Maar iedereen noemde hem Flupke van de Noppe. Ook zijn zussen en broers kregen het toevoegsel ‘van de Noppe’. Op den Elsdonk werd dat kortaf ‘de Noppe’. Waar dat dan weer vandaan kwam weten we niet, Philippe’s vader heette Philippus Joannes, het lijkt dus geen verwijzing naar de naam van de vader.
Suzanne bezorgde ook bijgevoegde foto van ‘de Noppe’.

Veerle Doms, een andere kleindochter van ‘de Noppe’, reageerde ook en bezorgde ons, naast een foto, ook de verklaring waarom grootvader ‘van de Noppe’ of ‘de Noppe’ werd genoemd. Ze had contact genomen met nog andere kleinkinderen van Philippe en een van hen wist de verklaring: "Onze overgrootvader werd de Noppe genoemd omdat hij gekend was voor het uitdelen van letterkoekjes, in het Antwerpse ook nic-nacjes of noppekes genoemd. De kinderen kregen het bijvoegsel 'van de Noppe', of soms ook kortaf De Noppe, zoals bij onze grootvader.". Maar er circuleert nog een andere verklaring. De papa van Philippe klom zoals een aapje, een oppeke, e noppeke in de Waarloose bomen. En van die bijnaam zou hij en zijn familie nooit afgeraakt zijn …
Philippe ‘Flup van de Noppe’ Doms overleed in Duffel op 18 februari 1993 en werd 79 jaar.



