top of page
Foto van schrijverPierre Hens

Ode aan Brialmont

Bijgewerkt op: 26 apr.


Henri Alexis Brialmont (Venlo, 25 mei 1821 – Brussel, 21 juli 1903)


In haar masterproef[i] over de Antwerpse fortengordel gaf Mieke Nagels ons enig inzicht over de manier waarop Brialmont de fortengordel ontwierp. Wat zij schreef over de historiek en de strategie die eraan te pas kwam, was mij al bekend. Toch waren er enkele nieuwe inzichten die ook interessant zijn voor de Historische Gidsen van Erfgoed Edegem. Ik tracht hiermee te bewijzen dat Brialmont een strateeg was met een visie op de toekomst.

Even ter herinnering. Het doel van de fortengordel was tweeërlei. (1) Antwerpen moest een bolwerk worden tegen de Franse agressie. Een bolwerk dat een belegering kon doorstaan tot er (buitenlandse) hulp kwam opdagen. (2) Om de stad te vrijwaren van vijandelijk geschut, moest de buitenste verdedigingslinie minstens vier kilometer van de stad verwijderd liggen. Dat was toen zo ongeveer de maximum dracht van het geschut.

Nu voegt de auteur er een derde punt aan toe. Brialmont, een uitstekend strateeg, verwachtte een aanval vanuit de richting Lier of Mechelen op Mortsel (Fort 4). Ook moest een aanval tegen de flanken kunnen gestopt worden (Forten 1 en 8). Flanken vormen nu eenmaal het zwakke punt bij een verdediging.

Brialmont vond het noodzakelijk om een fort te bouwen bij Mortsel, nabij het kruispunt van de Liersesteenweg met de toen reeds bestaande spoorweg. Fort 1 werd gepositioneerd aan de overstromingsgebieden van de Grote- en de Kleine Schijn. Fort 8 kwam aan de Schelde te liggen om vijandelijke schepen het gebruik van de stroom te ontzeggen.

De forten 1, 4 en 8 namen elk een sleutelpositie in. De andere forten dienden om deze drie forten door een gelijkmatig verlopende lijn te verbinden.

Fort 4 lag hierdoor maar op drie kilometer van de stad. Had Brialmont het fort duizend meter meer naar voor geschoven, dan waren er meer dan acht forten nodig om de gordel verdedigbaar te houden. De forten mochten immers maar twee kilometer van elkaar verwijderd liggen. Zo konden ze elkaar ondersteunen met hun vuurkracht.

Tot daar de stellingname van Mieke Nagels. Brialmont verwachtte dat Frankrijk de fortengordel zou belegeren. Het zwaartepunt van de aanval zou op Fort 4 komen te liggen. Maar om door te dringen tot in Antwerpen heeft een aanvaller een “veilige” doorgang nodig. Een ruimte waarin hij ongehinderd de doorgestoten troepen kan bevoorraden. Om dat te bereiken moet je minstens twee forten uitschakelen. En hier komt Fort 5 op de proppen.

Waarover Mieke Nagels niet spreekt, zijn de halve caponnières die de natte grachten van de forten 4 en 5 moeten verdedigen[ii]. Die zijn versterkt met een extra laag van 20 cm baksteen. Dat is uniek voor de beide kazematten. Ze komen op de andere forten niet voor. Ongetwijfeld dacht Brialmont dat, bij een aanval op Fort 4, de vijand zou trachten door te stoten in de ruimte tussen de forten 4 en 5. Om dat ongestraft te kunnen doen moest hij ook Fort 5 buiten gevecht stellen. In elk geval mogen we Fort 5 niet zomaar degraderen tot een fort van de tweede rang.

We nemen nu even het werk ter hand van de collega’s André Mens en André Van Elshocht[iii]. Ze beschrijven de val van Antwerpen in 1914. Op 17 september 1914 bevonden de Duitsers zich rond Mechelen en begonnen aan hun tocht naar Antwerpen langs twee invalswegen. Route 1: via de N 1 door o.a. Walem en Kontich; route 2: via Lier en Duffel langs de Liersesteenweg. Beide wegen en beide legers kwamen samen in Mortsel.

Brialmont ontwierp zijn plannen in 1859. In 1914, dus maar eventjes 55 jaar later en 11 jaar na zijn dood, bleek zijn scenario nog altijd te kloppen. Het Duitse leger volgde dezelfde route die Brialmont had ingeschat bij het ontwerpen van onze fortengordel. Alleen bleken de forten in 1914 niet meer te voldoen aan de modernere oorlogsvoering. Maar dat was niet de fout van Brialmont.

Pierre Hens 3 augustus 2018

 

Bron afbeelding: Wikimedia

[i] Nagels Mieke, De Antwerpse Fortengordel – de Brialmontforten als onzichtbare potentie van de periferie, vakgroep Architectuur en Stedenbouw, Academiejaar 2011-2012.

[ii] De rechtse halve caponnière van Fort 4 en linkse halve caponnière van Fort 5.

[iii] Mens André, Van Elshocht André, Bezetten, vereren en fusilleren, Deel 1, p. 46.

6 weergaven

コメント


bottom of page